Utrecht - Magdalenakloosters - locaties0000.0011

 

 Literatuur

 

- Monde, N. van der, Geschied- en Oudheidkundige Beschrijving van de Pleinen, Straten, Stegen, Waterleidingen, Wedden, Putten en Pompen der Stad Utrecht. Deel I. Utrecht (Van der Monde), 1844; ongewijzigde herdruk Zaltbommel (Europese Bibliotheek), 1971. [375 blz. ISBN -]. Hierin onder "Magdalenasteeg": blz. 267-268 ("Deze steeg ontleent haren naam van het Maria Magdalena-convent, ook wel der Bekeerde Zusteren genaamd. Hetzelve besloeg het geheele front der Nieuwe Gracht, van deze steeg tot aan de Kreupelstraat [Keukenstraat - jp]. Het geheele blok van den Gracht tot den Stads-muur tusschen de beide Stegen, bestond uit de erven van het Convent, waarop slechts weinig klooster-gebouwen aan de Oostzijde getimmerd waren. Haar ouderdom, immers onder haren tegenwoordigen naam, kan men ten naaste bij afleiden van de stichting dezes kloosters, welke vóór 1413 moet plaats hebben gehad, dewijl in dat jaar de Stichter overleed" (bronvermelding in voetnoot 1) - dit is de relevante tekst volledig).

- Muller Fz., S., "Stichtingsbrieven van Utrechtse gasthuizen". Z.pl., z.j.. [105 blz. ISBN -] [Ook gepubliceerd, met afwijkende paginering, in: Archief van de Geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, deel XXX (1905), blz. 42-147]. Hierin "VIII. St. Maria-Magdalena en St. Quintijnsgasthuis": blz. 41-58.
Hierin blz. 41 ("Het St. Maria-Magdalena-gasthuis, gesticht in 1395, lag volgens de stichtingsbrief op de noordoosthoek der Magdalenasteeg, die daarnaar heet." Voetnoot 1 hierbij: "En niet naar het op den zuidwesthoek der steeg gelegene begijnhuis van St. Maria Egyptiaca, dat later van de steeg weder den naam van St. Magdalena overnam.")
41 (Uit een request van de huismeesters en broeders aan bisschop George van Egmond (1534-1559) blijkt dat het gasthuis niet meer aan Maria Magdalena gewijd was, maar aan St. Quintijn.
41 ("Reeds in 1519 was de broederschap [van het gasthuis] voornemens het gesticht 'voer ouden vrouwen, die men aldair te loedseeren ende te herbergen pleech na der oude fundatie', te verplaatsen naar den zuidwesthoek der Schalkwijksteeg." [De transcriptie van de oorspronkelijk teksten uit 1519 en 1520 in het Raads dagel. boeck, staat in voetnoot 4].)

- Hulzen, A. van, Utrechtse kloosters en gasthuizen. Baarn (Bosch & Keuning), 1986cop. [158 blz. ISBN 90.246.4576.X]. Hierin "Het Maria Magdalenaklooster": blz. 64-67 ("Omstreeks 1400 werd het Maria Magdalenaklooster gesticht, dat ook wel het klooster der Bekeerde Zusteren genoemd werd. Dit klooster voor vrouwen die hun leven wilden beteren, lag op het terrein tussen de Nieuwegracht, de Magdalenastraat en de Keukenstraat, terwijl het aan de oostzijde vlak bij de stadswal (Servaasbolwerk) lag. [...] Aan de oostzijde lagen de erven en tuinen van het klooster; hier stonden weinig kloostergebouwen." Dan volgt de beschrijving van een tekening van Serrurier uit ca 1730, met o.a. de kerk uit het noorden. Na de opheffing van het klooster vervielen de gebouwen en "een deel van het gebouw werd tenslotte omgebouwd tot kleine woonhuizen die kwamen te staan aan het zogenaamde Plein, de oude binnenplaats van het klooster. Door een poortje in de Magdalenastraat kreeg men toegang tot het plein." Het complex werd rond 1870 gesloopt.)
- Opmerking: het 'zogenaamde Plein', dus het hart van het klooster, lag (zie Minuutplan 1832) aan de zuidoostzijde van de Magdalenastraat, en dus niet 'tussen de Magdalenastraat en de Keukenstaat'. - Jean Penders - 0322.

- Kipp, A.F.E., W. Kastelein: "Servaasbolwerk 1, Leeuwenberghkerk. Leeuwenbergh". In: Archeologische en Bouwhistorische Kroniek Gemeente Utrecht, 1926-1972, blz. 221-229, (eerder gepubliceerd in Timmerwerf, 1979, nr 2, blz. 41-47, waarin twee afb. minder zijn opgenomen). (Besproken wordt ook de relatie met de verplaatsing van het (oude) Quintijnsgasthuis van het Servaasbolwerk (tussen Magdalenastraat en Keukenstraat, met de kapel aan de Keukenstraat) naar de hoek Schalkwijkstraat/Nieuwegracht (t.p.v. nr 64). Voorwaarde voor deze verplaatsing is het beschikbaar komen van het te verlaten gasthuis als pesthuis. Het nieuwe Quintijnsgasthuis is gereed in 1537, maar de realisatie van het pesthuis laat op zich wachten. Op 11-08-1562 stelt Agnes van Leeuwenberch in haar testament geld beschikbaar voor een te stichten ziekenhuis. Dat wordt door de executeurs geïnterpreteerd als het gewenste pestgasthuis. Ze gaan niet uit van het oude Quintijnsgasthuiscomplex, maar kopen het hele gebied van het nieuwe Quintijnsgasthuis: alles tussen Schalkwijkstraat en Magdalenastraat, van Nieuwegracht tot Servaasbolwerk. Aan het Servaasbolwerk verrijst in 1567 het pesthuis Leeuwenberch)